Review Rock In Bourlon 2024: vrijdag 21 juni - De meerwaardezoeker op z'n wenken bediend
In de schaduw van het historische Kamerijk (Cambrai), te midden van sappige weilanden en rijke graanvelden waar de boer naarstig ploegt en de boerin binnensmonds kijft, ligt het slaperige dorp Bourlon. Eén keer per jaar worden de 1.200 inwoners van deze pittoreske nederzetting gedurende drie dagen van hun rust beroofd want dan wordt de vooroorlogse stilte ongenadig verstoord door Rock In Bourlon. De dorpsbewoners laten zich echter niet afschrikken en nemen met enthousiasme deel aan de festiviteiten, vergapen zich aan de kleurrijke vogels die in hun gemeente zijn neergestreken en verbroederen boven een frisse pint met hun tijdelijke gasten.
Terwijl het merendeel van metalminnend West-Europa zich al ploeterend een weg baant over de heilige Graspopgronden van Dessel, wenden wij net als vorig jaar het steven naar Noord-Frankrijk voor het bescheiden maar oh zo gezellige Rock In Bourlon. Het is op deze eerste dag al beduidend drukker dan vorig jaar en de camping is zelfs volledig uitverkocht. Rock In Bourlon zit dus blijkbaar in de lift en op drie dagen tijd zullen meer dan 5000 muziekliefhebbers het kleine dorpje volledig inpalmen. Tot grote tevredenheid van de plaatselijke middenstand bestaande uit één kleine supermarkt, één bijzonder lekkere friterie en twee cafés.
Aan het concept is niets veranderd. Twee podia op het groene dorpsplein met een bijzonder eclectische affiche die de meest uiteenlopende harde (en relatief harde) genres overspant, gaande van sludge, doom, black metal, grindcore, hardcore en punk tot zelfs jazzy improvisatiemuziek en op een bepaald moment zelfs vampiristische techno. Rock In Bourlon eigenzinnig noemen is een understatement.
Het terrein is licht aangepast ten opzichte van de vorige editie. De ruimte voor het kleine podium is uitgebreid met extra toiletten (waardoor je de unieke ervaring hebt om het kleine kamertje te bezoeken pal boven wat doordeweeks een kruispunt is) en de doorgang tussen beide podia is verbreed waardoor ook een deel van de straat als pad kan gebruikt worden. Geen overbodige luxe want ondanks het mooie weer ligt het terrein er door de afgelopen regenmaanden enigszins zompig bij en daaraan kunnen zelfs karrevrachten aangesleept hooi nauwelijks soelaas bieden.
De catering is net als vorige keer tamelijk Spartaans; een vegan stand, een frituur, pannenkoeken en BBQ-worsten maar dit wordt ruimschoots gecompenseerd door de ruime keuze aan bijzondere drankjes aan bijzonder democratische prijzen. Voor nauwelijks €2 kan je het aanbod van de plaatselijke brouwerij verkennen of de dorst lessen met huisgemaakte frisdranken en wie echt krap bij kas zit kan de keel spoelen met gratis (!) gepimpt water met munt en citroen. Maar uiteraard zijn we hier niet om Michelin sterren uit te delen, de muziek komt nog steeds op de eerste plaats en ook daarin wordt de meerwaardezoeker ruimschoots op zijn of haar wenken bediend.
Op deze eerste dag wordt de aftrap gegeven door het Poolse Cisnienie. De groepsnaam zou zoveel betekenen als ‘druk’ in hun moedertaal en zelden wist een band zichzelf zo trefzeker te benoemen. Ik weet dat labels plakken een favoriete bezigheid is voor muziekfans maar Cisnienie valt bijzonder moeilijk met één term te vatten. Laten we het houden op een verwarrende mix van post-rock, repetitieve jazz, orkestrale muziek en pure improvisatie met hier en daar een scheurende uithaal die tegen metal aanschuurt. Wie Mogwai en Swans als te commercieel beschouwt zal deze band ongetwijfeld in de armen sluiten. Bij momenten is er kop noch staart aan te krijgen en de vroege bezoekers lijken vooral in de war maar blijven wel gebiologeerd kijken en luisteren. Het lijkt wel alsof de organisatoren al van bij de eerste band een statement willen maken: ‘ja, dit kan je hier ook verwachten, je kan nu nog naar huis terug’. Uitdagend is het wel maar voor mijn arme brein is het op dit uur van de dag nog net iets te hoog gegrepen.
Polen boven vanmiddag want op het kleine podium doet Krzta de rood-witte vlag stevig verder wapperen. Het drietal mag dan al iets makkelijker in het gehoor liggen dan hun landgenoten die het festival openden maar ook dat is relatief. Het trio scheurt en blaast zich door een intense set van mathcore en noise rock met schreeuwerige vocals in de moedertaal. Het publiek in Bourlon is wel wat uitdaging gewend en de band mag rekenen op een warme ontvangst. Wie wel weg weet met zowel The Dillinger Escape Plan als ons eigen Kapitan Korsakov doet er goed aan de band eens te checken.
Wie ondertussen gehoopt had op wat eenvoudiger muziek is er aan voor de moeite want ook het Franse Ni is niet voor één muzikaal gat te vangen. Is het jazz? Is het metal? Hoor ik daar een dansbaar deuntje? Het is dat alles maar zoveel meer. Monty Python fans die op basis van de groepsnaam grappige en eenvoudige deuntjes verwachten kunnen onverrichterzake de kar keren want echt easy listening kan je dit niet noemen.
Met Deûle staat er op het kleine podium vervolgens de eerste band waarbij je een vermoeden van songs kan waarnemen, al is er ook bij dit trio veel ruimte voor experimentele uitstapjes en vreemde zijsprongen. Geïnspireerd door de grauwheid van hun thuisstad Lille brouwen ze een interessante mix van doom, industrial en hier en daar een snuifje black metal. De bevreemdende synthritmes en duistere sfeer contrasteren een beetje met het overvloedig aanwezige zonnetje maar desalniettemin is het een aangename kennismaking met een, althans voor ons, nieuwe band. Hulde trouwens voor de gore strot van vocaliste Elya die het geheel aan elkaar brult. Op de drums ontwaren we zowaar organisator van Rock In Bourlon Pierre Gautiez die dus net als vorig jaar met Traquenard niet te beroerd is ook zelf een bijdrage te leveren aan de eigen affiche.
Slaan en zalven is vervolgens de werkwijze van Spotlights. Helemaal vanuit Brooklyn schippert het trio stuurvast tussen beenhard en dromerig met een geluid dat bij momenten echo’s van Deftones laat horen. Vocalisten Mario en Sarah (in het huwelijkse leven ook bekend als meneer en mevrouw Quintero) maken efficiënt gebruik van hun beider klankkleuren waardoor het nooit saai dreigt te worden. Er wordt geen kostbare tijd verspild aan bindteksten want buiten een bescheiden ‘dankjewel’ laat men vooral de muziek voor zich spreken. Lekker bandje.
Vorig jaar werden we op het kleine podium omver gekegeld door het Franse Gravekult, voor ons destijds DE ontdekking van het festival. En het lijkt wel of De Gehoornde ermee gemoeid is want ook vandaag is het op datzelfde podium dat een obscure Franse band ons van onze sokken blaast. Iffernet heet het duo en ze zijn komen aanrijden vanuit Rouen. Ondanks de oplopende warmte en stralende zon slaagt het tweetal (!) erin om een sfeer op te roepen die de kilheid van een winterstorm alle eer zou aandoen. De rauwe maar atmosferische black metal vult nauwgezet het gat dat Urfaust (RIP) liet vallen, maar ook de -al dan niet stiekeme- liefhebbers van Burzum zetten de band best op hun wish list. Wat een vuige brok miserie weet dit duo tevoorschijn te toveren, indrukwekkend. Het publiek lust er duidelijk pap van en 40 minuten lang lijkt alle vreugde uit deze wereld te zijn verdreven en gaat iedereen op in zijn eigen wereldje met Iffernet als ideale soundtrack. Op dag twee van het festival schuiven de heren trouwens nog aan voor een interview en blijken het bovendien bijzonder aangename gesprekspartners te zijn. Ga dat zien in een duister hol in uw buurt!
We hadden beter moeten weten. Na de sterke prestatie van Iffernet, die ons even een andere dimensie insleurde, hadden we een welverdiende pauze moeten inlassen. Maar gedreven door beroepsijver trokken we toch naar het hoofdpodium voor Oxbow en dat zorgde toch voor een behoorlijk ontregelende mindfuck. Niet dat er muzikaal veel mis is met deze avant-garde rock uit San Francisco. Integendeel, de sterk met blues doordrenkte songs zijn een aangename afwisseling tussen al het sonische geweld. Maar het is vooral zanger Eugene S. Robinson die ons ruw uit welke droomwereld dan ook rukt. Het gouden kostuum en een stem die het midden houdt tussen Robert Plant, Jay Hawkins en Nick Cave, dat kunnen we nog wel hebben. Maar dat de man vervolgens zijn gouden broek afrukt en verder zingt in een gouden onderbroek, dat kunnen we nooit meer ont-zien. Temeer daar het stukje textiel nauwelijks voldoende is om de -eerlijk is eerlijk- behoorlijk indrukwekkende inhoud binnen te houden. Brrrrrr.
Het visuele trauma van Oxbow brandt nog na op onze oogleden maar in het Amerikaanse Morne vinden we een adequate heelmeester. Drijvend op tribaal klinkende drums en gelardeerd met monumentale repetitieve riffs slagen ze er in om ons helemaal ‘in the zone’ te krijgen. Interessant is ook dat de vocals, ondanks hun ongekende rauwheid, op zo’n staccato manier worden gebracht dat ze bijna als extra ritme-instrument fungeren. De zompige sludge schuurt en pompt op een manier die sterk doet denken aan Cult Of Luna en Neurosis. Omdat zelfs het kortste nummer al snel op 6 minuten afklokt oogt de setlist ongetwijfeld mager maar de impact is er niet minder om.
Van een korte setlist kan je het Singaporese Wormrot niet verdenken (we tellen minstens een twintigtal songs), van enige subtiliteit al evenmin. Het is vandaag ongetwijfeld de hardste band op de affiche en gedurende een klein uur verandert het beeld op de eerste rijen compleet. Het doorgaans beschaafde publiek in Bourlon verandert in een op hol geslagen kudde en de pit heeft nog het meeste weg van een clash tussen rivaliserende hooligans. Interim (?) vocalist Gabriel Dubko dirigeert het geweld met een sardonische grijns en menige spier en bot wordt rauw geklopt op de fijne tonen van Broken Maze, Eternal Sunshine Of The Spotless Grind, Your Dystopian Hell en het verpulverende When Talking Fails, Its Time For Violence. De sympathieke security bekijkt geamuseerd het schouwspel en spoort middels handgebaren de pit zelfs nog wat aan. Niet voor watjes.
Ietwat kreupel kruipen we vervolgens behoedzaam richting klein podium. Terwijl we naderen menen we Depeche Mode te horen en even denken we nog dat het een intro betreft maar niets is minder waar. Het Franse Modern Men blijkt immers niet minder dan een new wave band te zijn en klinkt bij momenten als een regelrechte kopie van voorgenoemde band. Na de razernij van Wormrot is het contrast behoorlijk groot. Hier en daar valt men even uit de rol als semi-tribute band en is er een streepje industrial en zelfs punk waar te nemen. Omdat we niet vlak voor het podium staan krijgen we er nog een extra effect bij omdat op het achterliggende hoofdpodium de soundcheck van Hulder reeds bezig is en de ijzige black metal riffs los door Modern Men heen snijden. De aanwezigen lijken zich te amuseren en halen hun betere danspasje boven maar wij opteren na een half uur om toch maar de catering op te zoeken in afwachting van Hulder.
Als we één klein puntje van kritiek mogen geven aan de organisatie van Rock In Bourlon dan is het toch dat de soundcheck op het hoofdpodium niet altijd even vlot loopt. Bijna elke band begint te laat aan zijn set. We herinneren ons nog het lange wachten op afsluiter Spectral Wound vorig jaar en ook bij Hulder tikt de tijd ongenadig door en dat terwijl de band sowieso al na de klok van 1 gepland staat.
In ieder geval zijn de verwachtingen hooggespannen want Hulder is ‘hot’ binnen black metal kringen. De bij wijlen behoorlijk melodische middeleeuws geïnspireerde black metal gooit hoge ogen en er werd reikhalzend uitgekeken naar haar passage in Bourlon. Haar, want Hulder is en blijft het geesteskind van frontvrouw Marz (Marliese) en hoewel er dit jaar geen Belgische band op de affiche te bespeuren valt mogen we toch eventjes zwellen van chauvinisme want het brein achter Hulder groeide op in het Mechelse vooraleer te verkassen naar de US of A. Het lange wachten wordt beloond want na de intro An Elegy slaat de vlam -behoorlijk letterlijk- in de pan. De muziek van Hulder gedijt goed in de duisternis en de heroïsch pompende gitaarriffs kunnen rekenen op algemene bijval. Boughs Ablaze, Verses In Oath en Vessel Of Suffering worden griezelig perfect uitgevoerd en de strot van Marz doet menig van haar mannelijke genre-genoten wit uitslaan (wat in hun geval gelukkig gecamoufleerd wordt door de obligate corpsepaint). Maar ons hoogtepunt is toch wel Hearken The End, wat een ongelofelijk straf black metal-nummer blijft dat toch. In de beste traditie van het subgenre wordt de publieksinteracte beperkt tot het strikte minimum (lees: geen) en plots is het even onverwacht gedaan als het begon. Probeer na zoiets maar eens je bed in te kruipen en de slaap te vatten. Op naar dag 2!
Beluister onze Spotify GigView on tour playlist!